Een insulinepomp: van A tot Z uitgelegd
Er zijn twee soorten insulinepompsystemen: patchpomp en conventionele pomp. Hier gaan we dieper in op de conventionele insulinepomp. Deze insulinepomp geeft via een infusieslang insuline af. Een infusieslang verbindt de pomp met een naald in de buik, bil, bovenbeen of onderrug. Het pompje draag je makkelijk aan de broekriem of in een broekzak. Bij deze conventionele pompen zijn er verschillende opties.
Naast een conventionele pomp zijn er ook patchpompen. Een patchpomp is een pomp die je op je huid plaatst. Deze pomp heeft geen infusieslang. Een patchpomp kan het gevoel van meer vrijheid geven omdat er geen infusieslang aan verbonden zit. Welke pomp de beste keuze voor jou is, hangt af van verschillende factoren, zoals hoeveel eenheden insuline je per dag gebruikt. Samen met je behandelaar maak je de juiste keuze. Lees hier meer over de patchpomp.
De verschillen
De ene conventionele insulinepomp is de andere niet. Met verschillende opties kies jij wat het beste bij jou past. Wij helpen je op weg.
De naald
Infusiesetjes hebben verschillende specificaties. We zetten ze op een rij:
- De infusieset met een kunststof naaldje is flexibel en is eenvoudig om in te brengen.
- Een infusieset met een stalen naald is eenvoudig in te brengen. Omdat deze van staal is kan deze niet knikken. Dat veroorzaakt minder verstoppingen en zo voorkom je dat insuline niet afgegeven kan worden.
- Een infusieset met een naaldlengte van 6 mm of 9 mm. Meestal start je met een 6 mm naald. Als blijkt dat de insuline wat minder goed wordt opgenomen, kun je overstappen op een 9 mm naald.
Welke het meest geschikt voor jou is, kun je het beste bespreken met je behandelaar.
Het vullen
Bij sommige insulinepompen moet je zelf steeds het reservoir met insuline vullen. Dat is niet heel moeilijk, maar moet wel zorgvuldig gebeuren. De insuline moet op kamertemperatuur zijn voordat je kan vullen. En er mogen bijvoorbeeld geen luchtbellen in het reservoir komen. Waarom? Omdat er dan geen insuline wordt toegediend.
Er zijn ook insulinepompen met voorgevulde patronen. Daarmee loop je geen risico op luchtbellen in de vulling.
Koppelen aan sensor RT-CGM
Een aantal insulinepompen kun je koppelen met een glucosesensor (RT-CGM). In combinatie met een algoritme, wordt de toediening van insuline continu aangepast op basis van de sensorwaarden. Zo houd je nog beter de glucosewaarde stabiel. Dit noemen we een hybrid closed loop systeem.